Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

SMITHSONIET

Refugio Mijn, Choix, Sinaloa, Mexico



Foto 1



Foto 2



Foto 3

Wie kleur in zijn mineralencollectie wil moet beslist een plaats inruimen voor smithsoniet: een echte kameleon die door inbouwen van diverse onzuiverheden zowat alle kleuren van de regenboog kan aannemen. En dat kan zelfs binnen één en dezelfde vindplaats – zoals in de Refugio Mijn in de buurt van Choix, een klein stadje van ongeveer tienduizend inwoners in het noorden van de Mexicaanse staat Sinaloa.

Van Sinaloa wordt wel eens gezegd dat het de graanschuur van Mexico is. Het ligt geprangd in het noordwesten van het land, tussen de subtropische Pacifische kust en het koude Sierra Madre gebergte. Voeg daar nog een vruchtbare bodem aan toe en het resultaat is een hoorn des overvloeds waar zowat alles met succes kan worden geteeld – van (vooral) tomaten over katoen, suikerriet, mango’s, sojabonen tot aardappelen en diverse graangewassen. Tot dat assortiment behoren helaas echter ook hennep en papavers, en dat heeft Sinaloa het dubieuze predicaat gegeven van dé narcoticaprovincie van Mexico. Iemand stelde ooit dat het door zijn marihuana-, opium- en heroïneproductie voor de Mexicaanse drugsbaronnen even belangrijk is als Cali en Medelin voor de Colombiaanse drugstrafficanten. Al bij al dus niet onmiddellijk de gedroomde regio om tijdens je vakantie zelf gauw wat mineralen te verzamelen.

Choix werd in 1605 gesticht door Spaanse jezuïeten en al van die tijd werd er aan mijnbouw gedaan. Oorspronkelijk ging het om kleinschalige operaties waarbij de lokale bevolking op zoek ging naar goud en zilver, om uiteindelijk vooral koper te vinden. Die activiteit bleef beperkt tot het uitgraven van geoxideerde ertslagen net onder de oppervlakte - zodra ze op de daaronder liggende sulfidische ertsaders stootten hielden ze het voor bekeken. Wel zijn er verhalen van fantastische zilvervondsten in de regio Choix, maar die zijn fake. In werkelijkheid werd nogal wat geraffineerd zilver uit Batopilas – een kleine honderd km meer landinwaarts gelegen, en wél een uitstekende zilvervindplaats – over Choix naar de Pacifische kusthavens vervoerd, maar voor uitvoer naar de VS werd dat daar gemakshalve gedeclareerd als zilvererts zodat de hoge taksen op “mint silver” konden worden ontweken. Verder zijn er ook aanwijzingen dat gestolen zilver uit Batopilas later in Choix terug opdook zodat het niet in de officiële boekhouding van de mijn van herkomst terechtkwam – zoiets als een witwasoperatie voor zilver dus.

Wat in de Refugio Mijn wél werd gevonden was zinkerts, maar dat werd oorspronkelijk door de mijnwerkers weggegooid – zelfs nog tot ver in het midden van de twintigste eeuw. Pas toen ontstond er een eerste schuchtere interesse: van 1970 tot 2005 werd er een eerder bescheiden 5000 ton zinkerts bovengehaald. Uit deze periode stammen echter wel de interessantste smithsoniet specimens voor verzamelaars (zie verder). In de onmiddellijke omgeving ontstonden ook nog andere zinkmijnen zoals de Santa Anna, Santa Amelia en Santa Anita (dit is nu eenmaal Mexico waar heiligen bij zowat alles betrokken worden). Dergelijke namen komen nog wel eens op oudere labels voor (en de laatstgenoemde zelfs op MinDat) , maar dat is onterecht: geen van deze mijnen heeft ooit verzamelwaardige specimens opgeleverd. In 2005 wordt het echter menens: nadat ze in Choix een calcineerinstallatie hadden aangekocht nam Rio Tinto het heft in handen en in de daaropvolgende vijf jaar werd ongeveer 50 000 Ton hoogwaardig (meer dan 40 %) zinkerts geproduceerd. Maar daarmee was het vet meteen van de soep: sindsdien wordt de mijn zo goed als uitgeput beschouwd.

De geschiedenis van specimens uit de Refugio Mijn volgt wel enigszins een ander spoor. In 1972 liet de toenmalige mijneigenaar een enigszins vreemd specimen zien aan Benny J Fenn, een gerenommeerde mineralenzoeker/handelaar die daarnaast ook nog eens een veeranch van 2500 hectaren draaiende hield. Fenn was een tweede generatie Mexicaan: zijn grootvader was nog een (Amerikaanse) mormoon die in Mexico goud en zilver kwam zoeken. Hij was verantwoordelijk voor de verdeling van nogal wat opzienbarende vondsten, zoals een grote pocket legrandiet (volgens sommigen de beste) uit Mapimi in 1968 en de eerste wulfenietvondsten uit Ahumada/Los Lamentos in 1969-1970. Hij liet het monster determineren als smithsoniet en kocht op slag vier ton specimens van de danig gedesillusioneerde mijnuitbater, die aan de zinkexploitatie haast niets verdiende. Die kwamen bij een verdeler in Tucson terecht en daarmee was het startschot voor een wereldwijde verdeling gegeven. In 1997 werd nog een grote vondst gedaan die echter verkeerdelijk aan de Santa Anita Mijn werd toegewezen. Een kleine hoeveelheid roze specimens werd in 1998 in Tucson aangeboden, ditmaal onder het label Santa Anna. De Rio Tinto periode leverde ook nog eens een geschatte 5 ton aan specimens op en daarmee was de oxidatiezone zo goed als uitgeput. Sindsdien wordt nog maar heel occasioneel iets bovengebracht door lokale mineralenzoekers.

Smithsoniet uit de Refugio Mijn is bijna zonder uitzondering botryoïdaal van opbouw, zonder enige herkenbare kristalvlakken, op een rhyoliet matrix. Er zijn ook wel enkele specimens met een rijstkorrelstructuur van bekend, maar die zijn uitermate zeldzaam. De kleur is meestal grijsachtig (ook bij stukken uit de Fenn periode) maar door bijmengen van onzuiverheden kan die variëren naar bruin, wit, geel, oranje, groen, blauw en zowat alle tussentinten daarvan. Het hoogst aangeschreven is de variëteit met een roze kleur, die te wijten is aan ingebouwd kobalt. Meerdere kleuren kunnen zelfs tegelijk op eenzelfde specimen voorkomen. Soms wordt onder UV/SW een roze fluorescentie waargenomen, die wordt toegeschreven aan de aanwezigheid van mangaan waarbij de typische rozerode basisfluorescentie (zoals we die van bvb mangaanhoudend calciet kennen) door bijmenging van andere kleuren wordt omgezet naar meer rodere of blauwere tinten.

In het verleden heeft gekleurde Refugio smithsoniet doorgaans nooit de reputatie gehad die het verdiende. Het heeft altijd moeten opboksen tegen het meer prestigieuze smithsoniet uit de Kelly Mijn in New Mexico (aan een Amerikaan hoef je niet uit te leggen wat chauvinisme is) en uit de meer bekende Mexicaanse Ojuela Mijn, alhoewel in geen van deze het Refugio-kleurenpalet ooit werd geëvenaard. Zelfs in de monografie “Minerals of Mexico” – uitgegeven in 2010 door MineraliA® en overigens een flutboek die naam nauwelijks waardig – krijgt het geen enkele vermelding. De laatste jaren is daar echter verandering in gekomen en momenteel halen specimens met een goede kleur hoge scores. Buiten smithsoniet zijn uit de Refugio Mijn geen andere verzamelwaardige specimens bekend.

Foto 1 illustreert het beste specimen (160 x 95 x 60 mm) uit een lot dat in 2011 op de beurs van Luik werd aangeboden. De groenblauwe tot blauwe kleur wordt veroorzaakt door koperverontreiniging. De structuur is volledig botryoïdaal op een rhyoliet matrix. Met behulp van de Convoy S2 (365 nm) vertoont het een violette fluorescentie.

Het specimen van foto 2 (165 x 95 x 60 mm) kocht ik van Pierre Rondelez in 2008. Die had het uit de verzameling van Andre Jacobs, die het dan weer gekocht had in juli 1974 bij de Compagnie Générale de Madagascar à Paris (!) voor 2350 BF (niet echt goedkoop voor die tijd!). Waarschijnlijk is dit dus nog een van de betere eerste Refugio specimens zoals die door Benny J Fenn verhandeld werden. De kleur is paars met een ietwat rozige schijn, mogelijks veroorzaakt door inclusie van koper- én kobaltverbindingen. Ook dit stuk is botryoïdaal van opbouw, op een rhyoliet matrix en met de Convoy S2 krijg je ook hier een violette fluorescentie.

Foto 3 tenslotte toont een specimen (85 x 75 x 35 mm) dat ik heb van Paul Tambuyser op de MKA-minibeurs van 2010. Paul kocht het zelf midden de tachtiger jaren van een Amerikaanse verdeler. Op gevaar van herhaling - maar bij Refugio smithsoniet is dat bijna altijd het geval: ook hier de obligate botryoïdale structuur op rhyoliet matrix, ditmaal echter zónder fluorescentie. De kleur is lila-roze, wat wijst op kobaltverontreiniging. Deze kleur is het zeldzaamste – net daardoor is dit wel het waardevolste van de drie hier geïllustreerde stukken. Mogelijk is ook dit specimen nog afkomstig uit de Fenn-periode.

Zoals hierboven al gesteld is de Refugio Mijn momenteel zo goed als uitgeput. Ingeval je toch nog zou besluiten om dat zelf ter plaatse na te gaan, geef dan eens een seintje ingeval je er succes mocht hebben. Maar vergeet vooral niet dat wie in Sinaloa avonturen wil beleven, veiligheidshalve eerst toch beter een goede levensverzekering afsluit. Of beter nog: plan liever een expeditie naar de magazijnen van enkele gereputeerde Amerikaanse mineralenhandelaars – daar heb je véél meer kans op slagen.
 
alfabetische index